Recensie: Inside Llewyn Davis

8 december 2013, 14:07 | Jeroen

Llewyn is een eikel. Voor Jean, de vriendin van Llewyns beste vriend Jim, kan er geen twijfel over dit feit bestaan. Ze herhaalt de karakterisering van Llewyns dan ook regelmatig gedurende de film en voegt eraan toe dat Llewyn een geboren loser is. Beide delen van de karakterisering worden gestaafd gedurende de film. Llewyn zwerft als zeer onregelmatig werkende folkmuzikant door het Greenwich Village van 1961, op het hoogtepunt van de folk-revival die daar op dat moment plaatsvindt. Hij slaapt bijna iedere avond bij andere vrienden op de bank en staat er niet boven om ook nog geld van ze te lenen. Zijn muzikale carrière lijkt nergens toe te leiden en wat hij verder met zijn leven kan doen, is voor niemand duidelijk.

Herkenbare stijl

Joel en Ethan Coen zijn filmmakers met een zeer herkenbare stijl. Deze stijl toont zich met name op het vlak van hun personages die zijn vergeven van menselijke zwakheden en karakterfouten. Deze misantropische blik kan donker en vervreemdend zijn, maar bij de Coens wordt het altijd met de nodige (zwarte) humor getoond en voelt het op een vreemde manier vertrouwd aan. Zo ook bij Llewyn Davis, die ondanks zijn gebrek aan succes als een prima donna door het leven gaat: egocentrisch en volkomen overtuigd van zijn eigen gelijk.

Qua vorm is Inside Llewyn Davis een companion piece van O Brother, Where Art Thou?, de bewerking van de Odyssee van Homerus door de Coens uit 2000. Weer staan een rondzwervende man en muziek centraal. De bluegrass is verruild voor folk en het diepe zuiden van de VS voor Greenwich Village, maar de ingrediënten zijn hetzelfde. Dit keer ligt de inspiratie eerder in Ulysses van James Joyce, een andere herinterpretatie van de Odyssee, dan in het epische werk van Homerus zelf. In Ulysses, een van de grootste modernistische werken uit de literatuurgeschiedenis, zwerft Henry Bloom een dag lang door Dublin, zoals Llewyn Davis een week lang door Greenwich Village zwerft. Het boek is bekend geworden en gebleven vanwege de experimentele verteltechnieken die ons op steeds wisselende manieren in contact brengen met het innerlijke leven van Bloom, culminerend in het fameuze gebruik van de stream of conciousness-techniek, een lange associatieve monologue intérieur.

Inside Llewyn Davis?

Het rondzwerven van Llewyn Davis nodigt ook uit tot introspectie, zeker door de titel van de film. Maar hier komt een ander kenmerk van het werk van de Coens om de hoek kijken: ze zetten de kijker graag op het verkeerde been. Echt in het hoofd van Llewyn Davis komen we nooit en dus blijft het voor de kijker gissen hoe deze egocentrische man zich verhoudt tot de gevoelige liedjes die hij zingt. Het is zeker dat hij ze op het podium met gevoel weet over te brengen. Maar misschien zijn het allemaal trucjes want als hij zijn liedjes zonder publiek zit te oefenen, interacteert hij ook met een ingebeeld publiek.

Een groot deel van de film is een spel met authenticiteit. Llewyn, uit het suburbia van New Jersey afkomstig, lijkt zichzelf te zien als de grote voorvechter van de pure folk. Op zijn zwerftocht wordt hij getormenteerd door de zakelijke kant van de muziekbeleving: een manager neemt hem niet als cliënt aan, omdat hij geen geld in hem ziet en zijn beste vriend Jim schakelt hem in bij het opnemen van een popliedje. Jean geeft bovendien toe dat ze een stabiel leven nastreeft via de muziek en noemt hem een loser omdat hij zelf geen idee heeft waar zijn leven naartoe gaat. Op een gegeven moment ziet hij echter een oudere vrouw de folkliedjes die ze in haar jeugd geleerd heeft spelen en jouwt hij haar uit. Authenticiteit is voor Llewyn misschien toch een verworven eigenschap.

Authenticiteit en pastiche

Ik noem het een spel met authenticiteit, maar ik denk dat dit thema de Coens aan het hart gaat. Ze zijn zelf bekend geworden met films die een pastiche van genre-elementen zijn: onder andere de western (True Grit), de screwball comedy (Raising Arizona) en de gangsterfilm (Miller’s Crossing) zijn in hun oeuvre terug te vinden. Zo duidelijk een genrefilm maken heeft als nadeel dat het als “nadoen” kan worden geïnterpreteerd: nep en niet authentiek dus. En ik geloof niet dat de Coens dat willen bereiken.

Ondertussen gaan ze met Inside Llewyn Davis verder op hetzelfde spoor. De liedjes in de film zijn voornamelijk covers, maar worden gepresenteerd als nummers van Llewyn zelf. En wanneer Llewyn oprecht een keer contact probeert te maken met zijn publiek – in dit geval door een favoriet liedje voor zijn vader te spelen – krijgt hij er letterlijk alleen maar stront voor terug. Zijn de Coens teleurgesteld in het feit dat het publiek vooral geniet van de oppervlakkige elementen in hun werk en voelen ze zich onbegrepen wat betreft de persoonlijke elementen die ze in hun films stoppen? Op basis van de toon in Inside Llewyn Davis zou ik het niet uitsluiten.

Voorbij de afleiding

Ja, Inside Llewyn Davis bevat die elementen die de liefhebbers van het werk van de Coens weer tevreden de bioscoop uit zullen doen stappen. De personages zijn weer geweldig, er valt veel te lachen en de beelden en de muziek zijn prachtig. En als je even voorbij al die afleiding van het oppervlakkige amusement kijkt, dan hebben de Coens (weer) echt iets te melden. Hun zwerftocht langs de genres van de Amerikaanse cinema is uit oprechte passie voortgekomen en ze hadden niets liever willen doen.



Share |

Gerelateerde artikelen